De Ringoven
Op 27 mei 1858 verkrijgt bouwmeester en uitvinder Friedrich Eduard Hoffmann patent op de ringvormige oven voor het ononderbroken bakken van stenen en dergelijken. In 1865 richt hij de “Duitse Vereniging voor Fabrikage van Stenen, Kleinwaren, Kalk en Cement” op. In 1928 besluiten de gebroeders Osse, geïnspireerd door de uitvinding van Hoffmann, een ringvormige oven te bouwen om zo het productieproces te verbeteren.
De ringoven van De Werklust telt 18 gewelven, zogenaamde kamers, die in elkaar overlopen. In de buitenmuren van de ringoven zijn op vaste afstanden openingen (poorten) aangebracht voor het in- en uitkruien van de stenen. In de binnenmuur zijn afsluitbare openingen (vossegaten), die in verbinding staan met het rookkanaal, uitmondend in de schoorsteenpijp. Zo konden per stookronde tweehonderdvijftigduizend stenen worden gebakken! Ieder jaar ging het vuur in de ringoven vier keer rond.
Vanaf de stookzolder was de stookmeester verantwoordelijk voor de constante temperatuur van ruim 1000 graden in de oven, zonder dat hij een beroep kon doen op meetinstrumenten. Dat was een pittige taak! De stookmeester verdiende in de regel dan ook wat meer dan de anderen. Iedere ovenkamer telde 15 zogenaamde stookpotten; openingen aan de bovenzijde van de ovens, bereikbaar vanaf de stookzolder, afgedekt met ijzeren kleppen. Via de stookpotten kon brandstof (kolen) toegevoegd worden om de oven op temperatuur te houden. Dit ging door tot het moment dat de stenen klaar waren met bakken en weer uit de oven gekruid konden worden.
Zo ontstond de Osse-steen, de trots van de gebroeders Osse!